Vuistregels voor een fijne dialoog

Een dialoog kun je overal en altijd en met iedereen voeren. Toch? In principe klopt dat, maar de volgende aanwijzingen maken het makkelijker en fijner voor iedereen.

Het belangrijkste om te onthouden: een dialoog gaat om het uitwisselen van ervaringen en komen tot wederzijds begrip van die ervaringen, of van verschillen in beleving.

Vragen stellen

Wil je meer weten? Vraag dan door. Probeer elkaar niet te vertellen hoe de ander iets eigenlijk zou moeten ervaren of begrijpen.

Grenzen

Als je iets voor jezelf wil houden, hoef je het niet te delen! Wie A zegt, hoeft geen B te zeggen.

Waarheid of waarachtigheid

Een dialoog is niet bedoeld om te discussiëren over wat waar is. Het gaat erom te delen hoe jij iets ervaart. Dat geldt voor de ander ook. Probeer de woorden van een ander dus te horen, niet als claim op diens gelijk, maar als een kort inkijkje in diens binnenwereld. Dan kunnen verschillende ervaringen naast elkaar bestaan, zonder dat er één de juiste moet zijn.

Feiten en oordelen

Probeer in wat je vertelt bij de feiten te blijven. Vertel dus wat je beleeft, waar het was, wie erbij was, hoe het ging, wanneer het was. Ook kun je vertellen hoe dat voor jou voelde. Maar probeer te vermijden om verklaringen te geven (waarom iets is zoals het is) of te oordelen (of iets goed of slecht is).

Rust en stilte

Hoe rustiger de ruimte, hoe beter het gesprek. Hoe meer rust je kunt opbrengen in het luisteren, hoe meer de ander zich uitgenodigd voelt om te vertellen. En valt er even een stilte? Die hoef je niet te doorbreken. Stilte geeft iedereen de tijd om even na te denken en te ervaren wat het gesprek bij hem of haar oproept.

Gespreksleider

Het kan fijn zijn om iemand als gespreksleider aan te wijzen, maar het hoeft niet. Die persoon kan in de gaten houden of iedereen aan de beurt komt en ongeveer evenveel spreektijd krijgt. Het nadeel: de gespreksleider zelf moet iedereen in de gaten houden en is daarom minder aandachtig gericht op zijn of haar eigen beleving van het gesprek – tenzij de andere deelnemers daarbij helpen, natuurlijk.

Pen en papier

Soms is het fijn als je een paar woorden kunt opschrijven. Of tekenen – als je met je handen bezig bent, kun je soms des te beter luisteren en nadenken. Let wel op dat je geen verslag hoeft te schrijven van alles wat er gezegd wordt.